Collectienummer: 110163 Gebruikt: leger en binnenlandse veiligheid
Typenaam: M38R Kleur: oorspronkelijk groen, nu zwart
Land herkomst Nederland Materiaal: staal, na-oorlogs Duits binnenwerk
Land gebruikt: Roemenië Inscripties: ontbrekende badge voorkant
Periode gebruikt: 1938 > Bijzonderheden: originele Roemeense helm
Het gemodificeerde model van de M39 werd na 1943 geproduceerd door het Nederlandse bedrijf VerBliFa (Vereenigde Blikfabrieken) en kreeg de aanduiding M39/42 (Cască-model 1939/1942). Het enige verschil met het vorige model was dat stalen helmen M1939/1942 waren uitgerust met Duitse M1931 voering geproduceerd door Biedermann und Czarnikow (Berlijn). Traditionele embleem ontbrak.
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
De aanschaf door Roemenië van de Nederlandse helm.
Aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog waren de handelsbetrekkingen tussen Nederland en Roemenië van geringe betekenis. Desondanks raakte de Roemeense regering geïnteresseerd in de aanschaf van Nederlands oorlogsmateriaal, en wel om twee redenen: enerzijds de hoge kwaliteit van bepaalde Nederlandse produkten, anderzijds het feit dat Nederland een neutraliteitspolitiek voerde die een onbelemmerde aflevering van oorlogsmaterieel moest garanderen. In 1937 benaderde de Roemeense regering de N.V. Nederlandsche Verenigde Scheepsbouw Bureaux te Den Haag met het verzoek tot levering van twee onderzeeboten. Dat verzoek is overigens niet gehonoreerd; dat was wél het geval met een grote bestelling helmen ten behoeve van het Roemeense leger. De Nederlandse helm was al in produktie genomen door De Vereenigde Blikfabrieken (Verblifa). De fabriek stond in Krommenie. Deze fabriek, waar in 1940 ongeveer duizend mensen werkten, fabriceerde behalve de genoemde helmen ook nog granaathulzen, patroonhouders, vullingbussen voor gasmaskers, eihandgranaten en emballagemateriaal voor de Intendance. Het was een belangrijke oorlogsindustrie. Op l augustus 1938 arriveerden A. Tietje, directeur van de Verblifa, en ir. J. van der Waerden in Boekarest voor het voeren van de onderhandelingen. Als vertegenwoordiger van Verblifa in de Roemeense hoofdstad trad op M. U. Perleman van de firma „Lincoln County", gevestigd Strada Academici nr l te Boekarest. De onderhandelingen hadden succes, zodat op 5 september 1938 de Roemeense minister Victor Slavescu namens Roemenië, en A. Tietje en J. van der Waerden namens de fabriek het contract konden tekenen. Het betrof de aankoop van 300.000 helmen. Aanvullende bestellingen brachten het totaal op 800.000 helmen. De Nederlandse regering stond positief ten aanzien van het contract en sanctioneerde de bestelling. Dank zij deze order kon de Verblifa een grote partij helmstaal in voorraad houden die zou worden benut wanneer Nederland zelf helmen nodig had. Aangezien de Roemeense regering grote waarde hechtte aan de aanschaf van Nederlandse helmen, en het een eerste grote bestelling in Nederland betrof, ging zij akkoord met de levering van de goederen in Amsterdam, en niet in Roemenië, zoals de gebruikelijke gang van zaken was.
 
Complicaties bij de aflevering aan Roemenië
Ten gevolge van de gespannen internationale situatie werd in Nederland op 28 augustus 1939 de algemene mobilisatie afgekondigd. Binnen korte tijd was vervolgens een leger van ongeveer 250.000 man op voet van oorlog gebracht. Het Nederlandse leger had toentertijd een groot gebrek aan bewapening en uitrusting, hetgeen was veroorzaakt door jarenlange besnoeiing van de defensieuitgaven. In 1936 was het tot de Nederlandse politici doorgedrongen hoe donker de in- Embleem op de Roemeense helm ternationale hemel werd, en inderhaast ging men over tot het versterken van de landsverdediging. Ondanks alle inspanningen was de situatie van uitrusting en bewapening in 1939 nog verre van rooskleurig. Het was dus niet verwonderlijk dat de inspanningen zich vooral richtten op de verbetering van 's lands defensie, en dat militaire leveranties aan het buitenland op het tweede plan kwamen te staan. Met ingang van l oktober 1939 was in actie gekomen het „Centraal orgaan voorziening behoeften van de weermacht", dat werkte onder leiding van een raad van beheer, die de naam van ,,Directorium" droeg. De doelstelling van deze organisatie was het bevorderen van de Nederlandse oorlogsindustrie ten behoeve van de eigen defensie. Dat directorium besloot op 16 november 1939 over te gaan tot vordering van 20.000 stalen helmen, die Verblifa gereed had voor verzending naar Roemenië, alsmede van de aanwezige stalen platen nodig voor de aanmaak van nieuwe helmen.
 
Op 28 oktober 1939 had de secretaris-generaal van het Nederlandse ministerie van buitenlandse zaken, A. M. Snouck Hurgronje, reeds aan de Roemeense zaakgelastigde in Den Haag J. T. Magheru geschreven dat, in verband met het landsbelang, de Nederlandse regering geen exportvergunning voor de helmen meer kon verlenen. Inmiddels waren 300.000 helmen afgeleverd en het touwtrekken begon om de helmen die voor verzending gereed lagen. De directie van Verblifa kwam in het geweer en voerde aan dat de helmen reeds Roemeens bezit waren en lagen opgeslagen in een loods te Amsterdam. Zij was bovendien van mening dat de Nederlandse regering indertijd akkoord was gegaan met de Roemeense bestelling en dat het dus niet aanging een uitvoervergunning te weigeren. Intussen ontstonden er moeilijkheden met de toelevering van het plaatstaal, de essentiële grondstof, uit Tsjechoslowakije dat al sinds medio maart 1939 door Duitsland was bezet. De Roemeense regering, die belang had bij een vlotte aflevering van haar bestelling, ondernam stappen bij de Duitse regering en slaagde erin de belemmeringen opgeheven te krijgen. Dat was overigens niet verwonderlijk, want Duitsland stelde veel prijs op het in stand houden van de goede betrekkingen met Roemenië die al eerder hadden geleid tot het sluiten van een Roemeens-Duits handelsverdrag op 23 maart 1939. Een zwanezang?
 
Toen de Duitsers op 10 mei 1940 ons land binnenvielen en de Nederlandse krijgsmacht zich te weer stelde, kregen vele helmen M27 gelegenheid in de harde praktijk te bewijzen in hoeverre zij fatale hoofdverwondingen konden voorkomen. Bij verschillende eenheden deed men al snel de ervaring op dat het op de voorzijde bevestigde embleem — een ovalen plaatje met de Nederlandse leeuw in reliëf — de kansen op het afschampen van daar treffende kogels ongunstig beïnvloedde, reden om dat ornament ijlings te verwijderen. Het einde van de strijd hier te lande betekende in feite tevens het einde van het gebruik van dit type helm door de Nederlandse krijgsmacht, met dien verstande dat buiten Nederland doorstrijdende landgenoten nog de M27 bleven dragen tot zij tegen Britse of Amerikaanse helmen werden ingeruild.
 
Het is niet onwaarschijnlijk dat de Duitsers in de beginfase van de bezetting nog een aantal Nederlandse helmen, hetzij uit de oorlogsbuit, hetzij uit de fabrieksvoorraad, naar Roemenië hebben verstuurd. In 1942 ten slotte kwam er een definitief einde aan de overeenkomst tussen de Verblifa en Roemenië. De Artillerie-Inrichtingen hadden nog een beperkte voorraad helmen over. Die werden verkocht aan verschillende gemeentelijke luchtbeschermingsdiensten, tot in 1943 ook dat restant uitverkocht was. Toch bleek ook toen de rol van dit uitrustingsstuk niet geheel te zijn uitgespeeld; in de slotfase van de Tweede Wereldoorlog maakten leden van de Binnenlandse Strijdkrachten vaak een dankbaar gebruik van de helm, die echter daarmee wel definitief zijn zwanezang lijkt te hebben gezongen: in de wederopbouw van de naoorlogse Nederlandse krijgsmacht was kennelijk gaan plaats meer ingeruimd voor een eigen research en ontwikkeling die hadden kunnen leiden tot een geslaagde voortzetting van wat eens tot op de Balkan werd gewaardeerd.
 
Literatuur Sectie Militaire Geschiedenis, Den Haag. Doe. 406/14.
Archief Artillerie-Inrichtingen, Hembrug. Doe. 1175, 1239,1949, 1750.
Alg. Rijksarchief, Den Haag. Arch. Hoofdkwartier Veldleger, nr 425.